woensdag 30 november 2011

Dreamthinkspeak

Voor onze eigen presentatie willen Anne, Tesse en ik over de voorstelling Dreamthinkspeak vertellen. Hoewel ik, als enige, de voorstelling niet heb gezien, en dit na het lezen van de website erg jammer vind, krijg ik door de tekst en de filmpjes alsnog een levendig beeld.
Dreamthinkspeak is in 1999 opgericht door artistiek leider Tristan Sharps. De voorstelling vindt plaats op verschillende lokaties wereldwijd, van een papierfabriek in Moskou tot een hotel in Kuala Lumpur, en is altijd context en plaats gebonden. Live performances, films en installaties nemen je mee op een bijzondere reis.
Before I Sleep

Dit is een still uit de voorstelling 'Before I Sleep' die in Amsterdam plaatsvond in een kantoorpand aan de Zuidas en in Brighton in een verlaten magazijn. De hoofdpersoon van de voorstelling is Firs, de bediende uit het toneelstuk 'De Kersentuin' van Anton Tjechov.Wegens hoge schulden moet het Russische landhuis, en de boomgaard vol kersenbomen, verkocht worden. Een zakenman stelt voor om de kersenbomen om te hakken om plaats te maken voor vakantiehuisjes. Maar de familie is hiertegen, zij willen niet dat de kersenbomen, die het landgoed zo uniek maken, omgehakt worden. In plaats van te handelen, klampen de familieleden zich vol melancholie vast aan het gelukkige verleden of verliezen zij zich in onrealistische toekomstvisioenen. Uiteindelijk moet het landhuis dan toch verkocht worden en vertrekken de familieleden om ergens anders een nieuw bestaan op te bouwen. Alleen Firs blijft achter. Hij is oud, ziek en moe en kan zich niet verzoenen met de nieuwe tijd. Per ongeluk wordt hij opgesloten in het huis als de familie vertrekt.
Tjechov laat in dit toneelstuk zien hoe verschillend mensen met veranderingen omgaan. De een steekt zijn kop in het zand, de ander maakt slim gebruik van de nieuwe kansen en een derde moet simpelweg machteloos toekijken zonder iets te kunnen doen.

Het decor van het magazijn in Brighton is donker, groot, vochtig en art deco. Firs, een oude man in een wit nachthemd, stamelt in het Russisch en vraagt de bezoekers om binnen te komen. Aan ijzeren tafeltjes zitten karakters uit 'De Kersentuin' met elkaar te praten. Firs wordt herhaaldelijk in de steek gelaten. Net als in het toneelstuk. Dwalend door het verlaten magazijn, hoor je telkens dezelfde muziek. Soms ben je alleen in het half donker, dan weer zie je een veld met sneeuw, of hoor je het zingen van vogels. Het Russische landschap trekt aan je voorbij. Aan het einde kom je in een boomgaard, waar een tafel staat met gesmolten kaarsen, en een grote kersenboom, badend in het licht.
Het eenzame, verlaten gevoel dat de voorstelling oproept, komt overeen met het gevoel van Firs, als hij alleen achterblijft in het Russische landhuis. Maar de voorstelling gaat ook over de nieuwe tijd en het onrustige gevoel van vooruitgang. De bezoeker belandt in een wereld waarin van alles verandert, waarin hij/zij geen grip heeft op het proces. De voorstelling staat stil bij wat er verloren gaat door consumptie en vernieuwingsdrang. De bezoeker wordt, ronddwalend door de tijd, geconfronteerd met vragen over de toekomst, het consumentisme en de duurzaamheid van het moderne leven. Zo wordt de 'oude' wereld van Tjechov verbonden met onze hedendaagse maatschappij. Dit vind ik het mooie aan deze voorstelling. Hoe het verleden wordt verbonden aan herkenbare vragen, waarover tegenwoordig zoveel geschreven en gesproken wordt. Het maakt duidelijk hoeveel er verandert, maar ook hoeveel niet. De karakters van het toneelstuk bestaan ook nu nog. Er zijn zoveel verschillende mensen die verschillend omgaan met veranderingen. Maar er zijn ook zoveel verschillende soorten veranderingen: persoonlijke veranderingen, maatschappelijke veranderingen, veranderingen op wereldniveau. De wereld verandert steeds sneller. Hou houden we deze veranderingen bij? Oudere mensen lopen steeds verder achter, de generatiekloof wordt groter en groter. De wereld van toen is allang niet meer de wereld van nu. Hoe ziet onze wereld er over twintig jaar uit? Hoe voelen wij ons in deze wereld? Wat doet die vernieuwingsdrang met ons? Willen we nog wel vooruit, of gaan we ons vastklampen aan ons verleden? Wat was het goed vroeger. Weet je nog, toen we nog met elkaar belden, in plaats van berichtjes te posten op Facebook. Daadwerkelijk contact. Geen verlaten gevoel. Geen vervreemding. Een romantisch ideaal van een simpel leven. Een rustiger leven. Waarin het niet gaat om wat we doen, wat we bezitten, maar om wie we zijn. De tegenhanger van ons snelle bestaan.

Voor de presentatie lijkt het mij een goed idee het stuk in een bredere context te plaatsen. Te linken aan wat er om ons heen gebeurt, aan de actualiteit. Aan hoe kunstenaars, schrijvers en theatermakers dit onderwerp verbeelden. Tristan Sharp verbeeldt op eigen wijze een bestaand thema, maar hoe verhoudt zijn werk zich met het werk van anderen die zich met hetzelfde thema bezig houden?

maandag 28 november 2011

Het bloed kruipt waar het niet gaan kan

Claudia Rumondor, componiste en docente, een combinatie die nog niet zo vaak voorkomt, vertelt in deze gastles over haar nog korte, maar succesvolle, carriere. Al op de middelbare school werd ze door het Nederlands Blazers Ensemble geselecteerd om een muziekstuk te schrijven. In 1999 schrijft ze hiervoor het stuk 'Chris', over haar broertje die het syndroom van Down en autisme heeft. Zelf speelt ze voor dit stuk op de harp, een instrument waar ze al sinds haar zevende op speelt.
In april 1999 komt ze in de jong talenten klas van het conservatorium van Amsterdam. Hier krijgt ze haar eerste compositielessen. In 2005 wordt ze voor een internationaal festival voor vocale muziek gevraagd een stuk te schrijven, geinspireerd op het Ave Dulcissimo Maria van Carlo Gesualdo. Dit wordt het stuk Flos Virginum (flower of all virgins). Ze gebruikt hiervoor dezelfde akkoorden als in het oorspronkelijke werk, maar verandert de volgorde. De tekst loopt gewoon door. Het stuk doet mij denken aan het gezang van een katholiek kerkkoor. Mooi, mysterieus en lichtelijk dramatisch.
Naast haar studie musicologie, heeft Claudia filmwetenschappen gestudeerd aan de Universiteit van Amsterdam. Met de intentie om filmmuziek te componeren. Voor deze studie heeft ze een scriptie geschreven over de functie van de muziek van Mozart in de film Amadeus. Ze laat een mooi fragment zien, waarin Salieri een muziekstuk beschrijft, terwijl deze tegelijkertijd wordt gespeeld.
In 2008 wordt ze benadert door het Zaans Museum om voor het Verkade Paviljoen een muziekstuk te schrijven. Hiervoor heeft ze opnames gemaakt van de geluiden in de Verkade fabriek, want, zegt Claudia, je kan overal muziek uithalen. Het ligt er alleen aan hoe je luistert. De onderliggende toon van de fabrieksgeluiden komt overeen met noot d. Op deze noot heeft Claudia haar muziekstukken voor het Verkade paviljoen gebaseerd. Het stuk heet 'een koekje van eigen deeg' en wordt uitgevoerd door het Berlage Saxophone Quartet. Het stuk is onderverdeeld in diverse 'koekjes', nl tarwebiscuit puur, knappertjes, cafe noir en maria. Ieder met hun eigen geluid.
Claudia's ouders zijn afkomstig uit Indonesie. Het meest kenmerkende instrument van Indonesie is de gamelan.  Na een periode van 10 jaar weerzin tegen dit instrument (te complex, geen mooi geluid) heeft Claudia, voor haar masterexamen, samengewerkt met het Nieuw Ensemble. Ze schrijft het stuk Tenaga Dalam (innerlijke kracht), gebaseerd op de ritmische principes en vorm van de Indonesische gamelan, uitgevoerd door Westerse instrumenten.
Eigenlijk kent ze de gamelan nog niet echt goed, vandaar dat ze meedoet aan een muziekproject met Indonesische muziek. Hierin leert ze te spelen op de gamelan. En vindt ze het nog leuk ook: bloed kruipt waar het niet gaan kan... Voor het gamelan orkest schrijft ze het stuk Silat, de kikker, de arend en de roos. Gebaseerd op de ritmes die we met de hele groep geoefend hebben (kreeg je het ook nog even een beetje warm van!)

Claudia geeft tegenwoordig compositieles. Ze vindt het een belangrijk vak en wil dat het niet alleen op het conservatorium, maar ook op de muziekschool aangeboden wordt. Daarom heeft ze een methode geschreven die gebruikt kan worden voor compositielessen.

Omdat Claudia zich regelmatig afvraagt waarom ze zich met kunst bezighoudt in plaats van levens redt (een relevante vraag, volgens mij) is ze erg blij met haar bijdrage aan het project ' Muziek maakt school'. Op 4 basisscholen, in Culemborg krijgen kinderen muziekles, oa op de gamelan. Ze hebben oa opgetreden in het Zaantheater (trommelen op rommel) en op Kunsteiland.

dinsdag 15 november 2011

'Dit was echt hele goeie muziek, helaas klonk het nergens naar'

Bovenstaande titel verwijst naar wat er vaak gezegd wordt over minimal music, de muziek van drie belangrijke componisten, namelijk La Monte Young, Terry Riley en Phillip Glass.
Eerlijk gezegd dacht ik dit zelf, in ieder geval in de eerste helft van het college, ook. Of het nu echt technisch goede muziek is, kan ik niet zeggen, daarvoor weet ik te weinig van muziek. Maar dat ik het 'nergens' naar vind klinken, klopt. Nu ja, nergens. Ik ken de muziek van Phillip Glass uit de film 'The Hours'. Deze muziek vind ik erg mooi. En het dramatische, het spannende, vind ik ook wel wat hebben.
Maar waar het vooral om gaat, voor mij dan, is het idee. De vrijheid, het 'iedereen mag meedoen' principe (hoewel dit vaak alleen opging voor avant garde kunstenaars), het omdraaien van kunstenaar en publiek, om zo de scheiding tussen de beeldende kunst en het dagelijks leven op te heffen. Bijvoorbeeld in Composition 1960#6, van Young. 
Ondanks bovenstaande wordt de minimal music vaak gezien als betekenisloos. Een goed voorbeeld hiervan is de video die we zagen in het college; de muziek van Phillip Glass gecombineerd met heftige beelden van bommen en slachtoffers. In eerste instantie dacht ik dat de beelden bij de muziek hoorden. Maar dit was niet zo. De muziek stond op zichzelf. Maar pas door de beelden kreeg de muziek voor mij betekenis.
Steve Reich, een beroemde componist uit New York, en medegrondlegger van de minimal music, wil muziek maken die voor de luisteraar te volgen is. Hij wordt onder andere geinspireerd door maatschappelijke kwesties, zijn joodse roots en Afrikaanse percussie. Hij zoekt, net als andere componisten in zijn tijd, samenwerking in de kunstwereld en het theater, wat resulteert in multi media installaties, die onder andere te zien zijn in musea. Bijvoorbeeld Pendulum Music, een opname in een kunstgalerij, die erg visueel is uitgewerkt. Als een beeldende kunst installatie.
In de jaren zeventig componeert Reich het stuk Music for 18 Musicians. Dit stuk wordt zijn definitieve internationale doorbraak.
In 1973 maakt hij Music for Pieces of Wood, na een verblijf in Ghana, waar hij de Afrikaanse percussie bestudeerd. Hij legt de, voorheen nooit vastgelegde, ritmes vast.
Voor Tehilim (1981) zoekt hij zijn inspiratie in het Jodendom, zijn roots. Hij maakt een reis naar Israel en begint aan een studie Hebreeuws.
Different Trains (1988) gaat over de tegenstelling tussen zijn onbezorgde jeugd in Amerika ten opzichte van de Holocaust in Europa, die tegelijkertijd plaatsvindt. De betekenis is niet langer minimalistisch. Het stuk is duidelijk ergens voor bedoeld.
We sluiten het collega af met WTC 9/11 (2010). Een combinatie van de muziek van Reich en de stemmen van slachtoffers, ten tijde van de ramp. Je houdt er een beklemmend gevoel aan over. Dit kan niet anders dan de bedoeling zijn.
Omdat we, mede door internetproblemen, niet zoveel tijd meer hadden om Reich te bespreken, en ik, met name zijn ideeën, en in mindere mate zijn muziek, interessant vind, ga ik, na het schrijven van dit blog, meer van zijn stukken beluisteren. Wellicht interessant om te gebruiken in mijn interdisciplinaire lessenserie, waarin ik kunst en maatschappelijke thema's met elkaar wil combineren. Reich doet dit, op eigen wijze, ook met zijn muziekstukken. Het verhaal en de muziek. Kan de een zonder de ander?

dinsdag 8 november 2011

Recente dansgeschiedenis, Jeroen Fabius

Jeroen Fabius bespreekt het werk van 4 choreografen, nl Trisha Brown, Pina Bausch, Kazuo Ohno en William Forsythe. In hun werk is sprake van een omkering van het kijken naar het lichaam in de dans. Een omdraai van intentie naar attentie; toegepast op het lichaam, het snijvlak tussen kunst en leven.

Deze 'postmoderne' beweging is geinspireerd door John Cage, een Amerikaanse avant-gardecomponist en een van de grootste vernieuwers van de klassieke muziek uit de 20e eeuw. Volgens Cage kan elk geluid muziek zijn. In zijn boek 'Silence' beschrijft hij dat stilte een concept is, in plaats van een reeele ervaring. In de stilte hoor je de geluiden van de omgeving. Verrassende, onvoorspelbare geluiden. Ook in zijn 'prepared piano' komt deze onvoorspelbaarheid naar voren; er werden allerlei voorwerpen tussen de snaren van de piano bevestigd, waardoor het resultaat niet te voorspellen viel. Het gaat hierbij om de ervaring, om het hier en nu.

In de dans wordt deze ommezwaai van intentie naar attentie op het lichaam toegepast. Het doel is niet langer een representatie te laten zien van de werkelijkheid, maar een ervaring op zich. Het idee van Descartes,waarin er een scheiding bestaat tussen lichaam en geest, wordt losgelaten. Het lichaam kan zelf denken en reageren op impulsen. De ervaringen van de dansers, hun lichamelijke uitingen, worden meegenomen in het 'bedenken' van het stuk, waarin veel ruimte is voor improvisatie.

Het lichamelijk denken en het gebruik maken van de ervaringen van de dansers zelf kwam ook naar voren in de colleges van Carolien Hermans en Nita Liem (helaas zag ik hier weinig van terug in de dansvoorstelling 'Take it to the Bridge'). Jeroen Fabius bespreekt hun 'voorlopers', beginnende bij Trisha Brown, een beroemde choreografe uit het postmoderne tijdperk. Haar dansstukken zijn sterk gericht op de lichamelijke ervaring; het proces in het lichaam van de danser. Haar stijl is vernieuwend, evenals haar muziekkeuze. Haar werk toont verwantschap met minimal art. In plaats van een barokke setting, zien we alleen de dansers, gekleed in zwart/wit, tegen een donkere achtergrond. Vanuit de improvisatie reageren zij op elkaar.

Ook Pina Bausch, een Duitse choreografe, betrekt haar dansers bij het maakproces. Bij haar staat de vraag centraal: 'wat beweegt iemand' in plaats van 'hoe beweegt iemand'? Haar voorstellingen liggen op het snijvlak van dans en theater. In haar voorstellingen gaat het over menselijk gedrag en identiteit.

Kazuo Ohno (Japan) liet zijn publiek kennismaken met de expressieve Japanse dansvorm Butoh. Culturele invloeden staan centraal in zijn werk. Via Butoh wilde Kazuo zich afzetten tegen de traditioneel esthetische dansstijlen. Butoh geeft de donkerte van leven en dood weer, 'the unseen forces that inhabit the flesh'.
Butoh dansers zijn te herkennen aan hun wit geschminkt gelaat, rode lippen, zwart omrande ogen, vrouwenkleding en de krampachtige houding van hun handen.


Last but not least: William Forsythe, met een indrukwekkende dansvoorstelling, genaamd 'One flat thing reproduced', waarin dansers in mooi op elkaar afgestemde kleuren, op, voor en met tafels dansen. De geluiden weergalmen in de hoge hal. Er is gebruik gemaakt van een verzameling coordinaten waarmee beslissingen worden vormgegeven. Daarnaast is er veel ruimte voor improvisatie. De dans wordt gezien als een zelf-organiserend principe, waarbij je van tevoren niet weet wat er gaat gebeuren.

De belangrijkste overeenkomsten tussen de vier choreografen zijn het vertrouwen op de lichamelijke intelligente, de oncontroleerbaarheid en de decentralisatie (het is niet langer alleen de choreograaf die de voorstelling bestuurd). Het gaat om de beweging, om de interactie tussen de dansers, om de onvoorspelbaarheid.

Op www.danstijd.slo.nl vond ik onderstaand stukje over de postmoderne dans. Ik vind het met name interessant omdat het de ontstaansgeschiedenis weergeeft van de postmoderne dans, het hoe en het waarom.

Merce Cunningham, de aanstichter van het danspostmodernisme, leefde in een wereld waarin grote wereldoorlogen uitgevochten waren. Waarin het verkeer sterk in opkomst was: straten vol met auto’s was tot dusver onbekend. Het gevolg daarvan, de files en niet weten of je op tijd zal aankomen op de plek van bestemming, was een nieuw fenomeen. De wereld was niet meer naar jouw hand te zetten: iedereen moest mee in de ‘draaimolen’. Daarom was het toevalprincipe dat Merce Cunningham in zijn dans hanteerde dus geen toeval!
De choreografen van de moderne dans, levend in een dramatische wereld van oorlog en armoe, maakten sterk dramatisch getinte dansstukken,
De revolutionairen zetten zich daar tegen af en verklaarden dat dans ‘puur om de beweging gaat'.

dinsdag 1 november 2011

Imiterend leren

Een erg interessante, en intensieve, gastles van Carolien Hermans, waarin zij vertelt over haar onderzoek: Dance education for children with special needs: kinaesthetic empathy and mirroring techniques.
Haar onderzoeksvraag is of kinderen met autisme moeite hebben met kinestetische empathie (het vermogen om bewegingservaring van een ander aan te voelen), en wat dans educatie hierin kan betekenen.

Carolien gebruikt de term imiterend leren, waarbij het niet hoofdzakelijk gaat over het nabootsen van gedrag, maar over het inleven in de ander. Oftewel empathie. Empathie wordt gezien als een puur menselijke activiteit, net als taal en beeldend vermogen.

Volgens Descartes bestond er een scheiding tussen lichaam en geest. Met name in het Westen was dit lange tijd algemeen gedachtengoed. De filosoof Merleau-Ponty schrijft over de fenomologie van de waarneming; het menselijk subject is lichamelijk aanwezig, ik denk=geen afstandelijk denken=belichaamd denken. Bijvoorbeeld een primaire reactie is een vorm van lichamelijk denken. En een goede improvisatie is als het lichaam zelf gaat denken (intuitie). Hierin bestaat geen scheiding tussen lichaam en geest, zij zijn met elkaar verbonden. Volgens Alain Berthoz leren wij op deze manier de wereld kennen.

Met de komst van het onderzoek naar spiegelneuronen in de neurologie neemt de interesse voor het verband tussen inlevingsvermogen en lichamelijke ervaring toe. De spiegelneuronen worden geactiveerd wanneer een handeling wordt waargenomen bij een ander, dan worden ook de eigen motorische gebieden in de hersens geactiveerd. Doen en zien vallen samen in de verwerking van de hersenen. Het betekent een opvatting van het lichaam als sociaal lichaam dat voortdurend afstemt op invloeden van de omgeving. In deze opvatting heeft het lichaam  een eigen geschiedenis, ze wordt niet mechanistisch aangestuurd op basis van universele gegevens (www.dansonderzoek.com).

Dansonderwijs gaat over imitatie, je checkt wat de ander doet en vertaalt deze beweging naar jezelf.
Er zijn twee vormen van imitatie, namelijk open en gesloten imitatie. Open imitatie betekent het meedoen met bewegingen (met name kinderen doen dit), gesloten imitatie betekent dat je wel meedoet, maar dat niemand het ziet (je hebt geleerd om het niet meer te laten zien, je gaat niet langer net als een kind de bewegingen van de ander nadoen, maar onbewust reageer je wel op de ander).'
Carolien geeft aan hoe bijzonder het is dat baby's,met name, hun moeder nadoen, terwijl ze zelf niet weten hoe ze eruit zien. Toch kunnen zij gezichtsuitdrukkingen imiteren. Baby's zijn 1 met de wereld. Zij kennen hun spiegelbeeld niet. In de spiegel verword je tot beeld, dit brengt verscheuring, eenzaamheid; er is een ander die los staat van jezelf. Jij bent niet de wereld; de ander is niet zoals jou.
Dit betekent ook reflectie. Een ander persoon betekent een andere opvatting, ander gedrag. Dit grijpt deels terug op Duve en wat hij beschrijft over kunstenaars die schilderijen maken waarin een spiegel wordt gebruikt, of schilderijen die dienen als spiegel. Als een reflectie. Wie ben jij?

In de beeldende kunst leert men ten dele door te imiteren. Een voorbeeld hierbij is het meester-gezel leren, de traditionele kennisoverdracht binnen de kunst. In het artikel van Manifold over fan art (Manifold) wordt beschreven hoe jongeren leren door het natekenen/kopiëren van tekeningen van populaire personages uit films/strips etc. Zij laten hun werk zien op online communities, waarop zij feedback ontvangen van andere fans (reflectie).
     Deze vorm van imiterend leren lijkt tegenover 'het nieuwe leren' te staan, waarin voorop staat dat je het zelf doet, dat je leert via ervaring (embodied knowledge), dat je kennis niet aangereikt krijgt, maar het zelf opzoekt.