God is dead. God remains dead. And we have killed him. How shall we comfort ourselves, the murderers of all murderers? What was holiest and mightiest of all that the world has yet owned has bled to death under our knives: who will wipe this blood off us? What water is there for us to clean ourselves? What festivals of atonement, what sacred games shall we have to invent? Is not the greatness of this deed too great for us? Must we ourselves not become gods simply to appear worthy of it?
Nietzsche, The Gay Science, Section 125
De dood van God betekent het verdwijnen van een belangrijk referentiekader. Wat mensen verbindt is niet langer de aanwezigheid van het Goddelijke, maar de materiële vorm van de ruimte.
Voor het kunstwerk betekent dit een andere rol voor de materiële vorm. Het kunstwerk is niet langer een venster op de wereld, maar een object.
Een voorbeeld hierbij is het schilderij van Manet, genaamd Christus met Engelen, waarin het lichaam van Christus wordt bijgestaan door een engel en een huilende Maria Magdalena. Het belangrijkste aan dit schilderij is dat het beeld niet klopt (de wond van Christus, het lichaam van Christus als een homp vlees, open ogen, klaar om op te staan), maar je er wel door wordt geraakt. Je kan je bij het zien van dit schilderij afvragen of het verhaal dat jij in je hoofd hebt, waar is. Het maakt je bewust van de ruimte waarin je verblijft, en hoe je deze ruimte interpreteert. Het schilderij is niet gebaseerd op de juistheid van de ideeën die er achter liggen, maar op het effect dat het schilderij op de wereld heeft.
Het volgende schilderij is van Caspar David Friedrich, genaamd Das Kreuz im Gebirge.
Waren Friedrich's schilderijen voorheen een ode aan de natuur, dit schilderij is een altaarstuk met de natuur als onderwerp. De mystiek-religieuze sfeer van het schilderij en de manier waarop het schilderij tentoongesteld werd, zette de toon voor een nieuwe interpretatie van het kunstenaarschap.
De taak van de kunstenaar is niet langer het inbedden van het beeld in een logisch systeem, maar om iets zichtbaar te maken dat niet zozeer begrepen hoeft te worden, maar toch een effect heeft. Het gaat er niet langer om of je het begrijpt, maar om of je het voelt.
Een andere belangrijke verschuiving die plaatsvindt in de negentiende eeuw is het publiek. Niet alleen de elite kan meepraten over kunst en kunstenaar; tijdens samenkomsten in salons worden kunstwerken besproken en geëvalueerd door iedereen die aanwezig is.
Dit speelt ook mee in het werk van Marcel Duchamp, de eerste kunstenaar die een alledaags voorwerp als kunst neerzet. Duchamp riep hiermee kunstfilosofische vragen p over de aard en functie van kunst. Hiermee verandert de rol van de toeschouwer; hij/zij heeft het recht om te oordelen. Is dit kunst of niet? Wat vind ik?
In de wereld van vandaag is er geen instantie meer die zegt wat waar is. Er bestaat een wig tussen zichtbaarheid/aanwezigheid en interpretatie, waardoor het belangrijk wordt om ervaringen en interpretaties onderling uit te wisselen.
Wendelien van Oldenborgh
Wendelien vertelt over haar werk Apres la reprise, la prise, waarin een aantal vrouwen hun arbeidsverleden in een industrieel naai atelier delen met een groep leerlingen.
Na jarenlang gewerkt te hebben in een naai atelier waar Levi jeans worden geproduceerd, krijgen zij, vanwege het sluiten van de fabriek, hun ontslag. Hun protest hiertegen haalt niks uit.
Tegenwoordig werken beide vrouwen als theatermaker en actrice. Zij hebben hun ervaringen in de fabriek omgezet in een theaterstuk.
Het interessante aan dit werk is dat deze vrouwen hun ervaringen als arbeidskracht in een fabriek delen met een groep leerlingen; de arbeidskrachten/werknemers van de toekomst. En ook de tegenstelling tussen hun werk als medewerker van een naai atelier en hun werk als actrice/theatermaker.
Verder laat Wendelien stills zien van haar werk, waaronder twee stills van een opname, waarin mensen die als zichzelf poseren gefotografeerd worden.
Wendelien is hierbij met name geinteresseerd in de vraag: wanneer wordt of wat maakt iets tot een beeld?
De interactie tussen de verschillende personages in haar werk is van groot belang. Wendelien schetst als kunstenaar het kader, maar de 'hoofdpersonen' vullen dit kader in. Bijvoorbeeld in het werk Supposing I love you. And you also love me, waarin jongeren uit België en Nederland en Tariq Ramadan, afzonderlijk van elkaar, maar wel reagerend op, spreken over diversiteit, angst en conflict. Tariq Ramadan vertelt, met een gedragen stem, gewend aan het spreken voor publiek, over zijn ervaringen in Rotterdam en hoe hij deze linkt aan angst, bijvoorbeeld de angst voor 'de Ander''. De jongeren vertellen over hun ervaringen met angst, conflict en diversiteit. Bijvoorbeeld een meisje uit Angola die vertelt over de dag waarop haar ouders werden vermoord. Of een meisje met hoofddoek die, door iemand uit haar omgeving, wordt beschouwd als gevaarlijk.
'When thoughts are expressed between people in the public sphere, we are in the realm of Action. Some voices, however, can be heard more actively than others, and will have more resonance. In the Netherlands, which is an open and democratic society such as other Northern European examples where censorship is not a governmental policy to silence the opposition, inconvenient voices are cut short by the way other forces in society react to them' (www.ificantdance.com).