woensdag 7 december 2011

Tetzepi

Maandag was de beurt aan Esmee Olthuis, saxofoniste en artistiek leider van Tetzepi. Na haar studie aan het conservatorium heeft ze 15 jaar geleden, samen met Hans Leeuw, Tetzepi opgericht; een modern jazz ensemble, bestaande uit een internationaal gezelschap van 14 muzikanten. De muziek bestaat uit een eclectische mix van muziekstijlen.
Tetzepi betekent  'onontgonnen land'. Esmee vertelt dat zij met het oprichten van het ensemble voor ogen hadden om iets anders te doen dan anderen; ze wilden een eigen stempel drukken op de muziek en een authentiek geluid produceren. Esmee en Hans volgden samen een masteropleiding, gericht op Indiase muziek. Deze ingewikkelde, complexe muziekstijl hebben ze toegepast op Tetzepi. In die tijd behoorlijk vernieuwend voor jazz muziek. Esmee laat een trailer zien van een muziekstuk, waarin een grote groep muzikanten een hele hoop lawaai maken (zoals ze zelf ook zegt), afgewisseld met mooie melodieën. Ik vind met name de mix van muziekstijlen/instrumenten interessant en het rock en roll gehalte van de band.
Naast Tetzepi hebben Esmee en Hans de organisatie Try Tone opgericht, bedoeld als alternatief voor het Willem Breuken collectief (hun grote concurrent). Try Tone organiseerde festivals, concerts en diende als platform voor de nieuwe avantgarde op muziek gebied. Daarnaast bracht Try Tone platen uit van 'toffe' bands. In het begin kreeg Try Tone veel publiciteit, maar door geringe financiele middelen, werd dit wat minder.
Esmee vertelt over de behoorlijk intensieve taak van een artistiek leider (het aansturen van 14 mannelijke muzikanten!) en haar, soms moeizame, samenwerking met Hans Leeuw. Ze wilden graag een democratische band, maar in werkelijkheid bleek dit moeilijker te zijn dan verwacht. Hans is meer gericht op overleg, Esmee iets minder. Dit leidt af en toe tot conflicten.
Sinds vijf jaar hebben ze een zakelijk leider aangenomen, zodat Esmee en Hans zich meer op  het artistieke deel kunnen richten. En geen ruzie meer hoeven te maken over geld.
Tetzepi werkt tegenwoordig samen met dansers. Esmee geeft aan dat ze muziek en dans als een gemeenschappelijke taal ziet. Maar hoe wissel je deze uit? Dit blijkt nog best lastig.
Het programma 'Crowded House' is een co-productie tussen de muzikanten van Tetzepi en individuele, eigenzinnige dansers. Om de muziek geen achtergrondmuziek te laten worden, staat de band op het podium, de dansers dansen hier tussendoor. Muzikanten en dansers improviseren, zij staan fysiek dichtbij elkaar. De dans brengt het muzikaal materiaal tot leven. Een meerwaarde is dat het een voorstelling wordt, ipv een concert. Dit betekent een andere voorbereiding, een ander publiek en een andere ervaring. Je bent je als muzikant zeer bewust van deze veranderingen.
Het is erg mooi om de interactie te zien tussen dans en muziek. Hoe de klanken van de muziek verbeeld worden in bewegingen van de dans. Daarnaast vond ik het ook wel een beetje rommelig. Het podium staat al zo vol, de verschillende instrumenten veroorzaken, volgens mij, sowieso een lichte chaos en dan ook nog een aantal dansers, gekleed in verschillende kleding, waardoor het geen eenheid wordt.
Naast muziek en dans richt Tetzepi zich op educatie. De belangrijkste redenen hiervoor zijn de mogelijkheid om de band meer te laten spelen, hun ervaring op het gebied van muziek over te dragen en hun muziek te introduceren bij jongeren; het publiek van de toekomst.
Het belangrijkste doel is om jongeren serieus te nemen in hun vermogen om complexe muziek te begrijpen. Hiervoor bieden ze workshops aan, gericht op improvisatie, compositie en ICT.
Leerlingen volgen de workshops. Hierop volgt een presentatie in het Bimhuis, althans voor Amsterdamse scholen. Tijdens de presentatie treden leerlingen  op en speelt de band, naast hun eigen nummers, enkele grafische composities, gemaakt door leerlingen in de workshop.
Ook nu het kunstenplan afloopt, en het niet zeker is hoeveel subsidie zij in 2013 zullen ontvangen, blijven ze doorgaan met het educatie programma, aangezien het een groot succes is.
Hoe het met Tetzepi verder moet, is nog niet helemaal zeker. Tetzepi was 15 jaar geleden vernieuwend, maar nu niet meer. Ze zijn ingehaald door de media generatie, die zich profileren op Facebook, Twitter en Youtube. Esmee geeft aan dat dit niet haar ding is. Ze kan het niet en wil het ook niet. Waarschijnlijk gaat Tetzepi in een andere vorm verder; meer electronica, meer complexe ritmes.
Ben benieuwd!

woensdag 30 november 2011

Dreamthinkspeak

Voor onze eigen presentatie willen Anne, Tesse en ik over de voorstelling Dreamthinkspeak vertellen. Hoewel ik, als enige, de voorstelling niet heb gezien, en dit na het lezen van de website erg jammer vind, krijg ik door de tekst en de filmpjes alsnog een levendig beeld.
Dreamthinkspeak is in 1999 opgericht door artistiek leider Tristan Sharps. De voorstelling vindt plaats op verschillende lokaties wereldwijd, van een papierfabriek in Moskou tot een hotel in Kuala Lumpur, en is altijd context en plaats gebonden. Live performances, films en installaties nemen je mee op een bijzondere reis.
Before I Sleep

Dit is een still uit de voorstelling 'Before I Sleep' die in Amsterdam plaatsvond in een kantoorpand aan de Zuidas en in Brighton in een verlaten magazijn. De hoofdpersoon van de voorstelling is Firs, de bediende uit het toneelstuk 'De Kersentuin' van Anton Tjechov.Wegens hoge schulden moet het Russische landhuis, en de boomgaard vol kersenbomen, verkocht worden. Een zakenman stelt voor om de kersenbomen om te hakken om plaats te maken voor vakantiehuisjes. Maar de familie is hiertegen, zij willen niet dat de kersenbomen, die het landgoed zo uniek maken, omgehakt worden. In plaats van te handelen, klampen de familieleden zich vol melancholie vast aan het gelukkige verleden of verliezen zij zich in onrealistische toekomstvisioenen. Uiteindelijk moet het landhuis dan toch verkocht worden en vertrekken de familieleden om ergens anders een nieuw bestaan op te bouwen. Alleen Firs blijft achter. Hij is oud, ziek en moe en kan zich niet verzoenen met de nieuwe tijd. Per ongeluk wordt hij opgesloten in het huis als de familie vertrekt.
Tjechov laat in dit toneelstuk zien hoe verschillend mensen met veranderingen omgaan. De een steekt zijn kop in het zand, de ander maakt slim gebruik van de nieuwe kansen en een derde moet simpelweg machteloos toekijken zonder iets te kunnen doen.

Het decor van het magazijn in Brighton is donker, groot, vochtig en art deco. Firs, een oude man in een wit nachthemd, stamelt in het Russisch en vraagt de bezoekers om binnen te komen. Aan ijzeren tafeltjes zitten karakters uit 'De Kersentuin' met elkaar te praten. Firs wordt herhaaldelijk in de steek gelaten. Net als in het toneelstuk. Dwalend door het verlaten magazijn, hoor je telkens dezelfde muziek. Soms ben je alleen in het half donker, dan weer zie je een veld met sneeuw, of hoor je het zingen van vogels. Het Russische landschap trekt aan je voorbij. Aan het einde kom je in een boomgaard, waar een tafel staat met gesmolten kaarsen, en een grote kersenboom, badend in het licht.
Het eenzame, verlaten gevoel dat de voorstelling oproept, komt overeen met het gevoel van Firs, als hij alleen achterblijft in het Russische landhuis. Maar de voorstelling gaat ook over de nieuwe tijd en het onrustige gevoel van vooruitgang. De bezoeker belandt in een wereld waarin van alles verandert, waarin hij/zij geen grip heeft op het proces. De voorstelling staat stil bij wat er verloren gaat door consumptie en vernieuwingsdrang. De bezoeker wordt, ronddwalend door de tijd, geconfronteerd met vragen over de toekomst, het consumentisme en de duurzaamheid van het moderne leven. Zo wordt de 'oude' wereld van Tjechov verbonden met onze hedendaagse maatschappij. Dit vind ik het mooie aan deze voorstelling. Hoe het verleden wordt verbonden aan herkenbare vragen, waarover tegenwoordig zoveel geschreven en gesproken wordt. Het maakt duidelijk hoeveel er verandert, maar ook hoeveel niet. De karakters van het toneelstuk bestaan ook nu nog. Er zijn zoveel verschillende mensen die verschillend omgaan met veranderingen. Maar er zijn ook zoveel verschillende soorten veranderingen: persoonlijke veranderingen, maatschappelijke veranderingen, veranderingen op wereldniveau. De wereld verandert steeds sneller. Hou houden we deze veranderingen bij? Oudere mensen lopen steeds verder achter, de generatiekloof wordt groter en groter. De wereld van toen is allang niet meer de wereld van nu. Hoe ziet onze wereld er over twintig jaar uit? Hoe voelen wij ons in deze wereld? Wat doet die vernieuwingsdrang met ons? Willen we nog wel vooruit, of gaan we ons vastklampen aan ons verleden? Wat was het goed vroeger. Weet je nog, toen we nog met elkaar belden, in plaats van berichtjes te posten op Facebook. Daadwerkelijk contact. Geen verlaten gevoel. Geen vervreemding. Een romantisch ideaal van een simpel leven. Een rustiger leven. Waarin het niet gaat om wat we doen, wat we bezitten, maar om wie we zijn. De tegenhanger van ons snelle bestaan.

Voor de presentatie lijkt het mij een goed idee het stuk in een bredere context te plaatsen. Te linken aan wat er om ons heen gebeurt, aan de actualiteit. Aan hoe kunstenaars, schrijvers en theatermakers dit onderwerp verbeelden. Tristan Sharp verbeeldt op eigen wijze een bestaand thema, maar hoe verhoudt zijn werk zich met het werk van anderen die zich met hetzelfde thema bezig houden?

maandag 28 november 2011

Het bloed kruipt waar het niet gaan kan

Claudia Rumondor, componiste en docente, een combinatie die nog niet zo vaak voorkomt, vertelt in deze gastles over haar nog korte, maar succesvolle, carriere. Al op de middelbare school werd ze door het Nederlands Blazers Ensemble geselecteerd om een muziekstuk te schrijven. In 1999 schrijft ze hiervoor het stuk 'Chris', over haar broertje die het syndroom van Down en autisme heeft. Zelf speelt ze voor dit stuk op de harp, een instrument waar ze al sinds haar zevende op speelt.
In april 1999 komt ze in de jong talenten klas van het conservatorium van Amsterdam. Hier krijgt ze haar eerste compositielessen. In 2005 wordt ze voor een internationaal festival voor vocale muziek gevraagd een stuk te schrijven, geinspireerd op het Ave Dulcissimo Maria van Carlo Gesualdo. Dit wordt het stuk Flos Virginum (flower of all virgins). Ze gebruikt hiervoor dezelfde akkoorden als in het oorspronkelijke werk, maar verandert de volgorde. De tekst loopt gewoon door. Het stuk doet mij denken aan het gezang van een katholiek kerkkoor. Mooi, mysterieus en lichtelijk dramatisch.
Naast haar studie musicologie, heeft Claudia filmwetenschappen gestudeerd aan de Universiteit van Amsterdam. Met de intentie om filmmuziek te componeren. Voor deze studie heeft ze een scriptie geschreven over de functie van de muziek van Mozart in de film Amadeus. Ze laat een mooi fragment zien, waarin Salieri een muziekstuk beschrijft, terwijl deze tegelijkertijd wordt gespeeld.
In 2008 wordt ze benadert door het Zaans Museum om voor het Verkade Paviljoen een muziekstuk te schrijven. Hiervoor heeft ze opnames gemaakt van de geluiden in de Verkade fabriek, want, zegt Claudia, je kan overal muziek uithalen. Het ligt er alleen aan hoe je luistert. De onderliggende toon van de fabrieksgeluiden komt overeen met noot d. Op deze noot heeft Claudia haar muziekstukken voor het Verkade paviljoen gebaseerd. Het stuk heet 'een koekje van eigen deeg' en wordt uitgevoerd door het Berlage Saxophone Quartet. Het stuk is onderverdeeld in diverse 'koekjes', nl tarwebiscuit puur, knappertjes, cafe noir en maria. Ieder met hun eigen geluid.
Claudia's ouders zijn afkomstig uit Indonesie. Het meest kenmerkende instrument van Indonesie is de gamelan.  Na een periode van 10 jaar weerzin tegen dit instrument (te complex, geen mooi geluid) heeft Claudia, voor haar masterexamen, samengewerkt met het Nieuw Ensemble. Ze schrijft het stuk Tenaga Dalam (innerlijke kracht), gebaseerd op de ritmische principes en vorm van de Indonesische gamelan, uitgevoerd door Westerse instrumenten.
Eigenlijk kent ze de gamelan nog niet echt goed, vandaar dat ze meedoet aan een muziekproject met Indonesische muziek. Hierin leert ze te spelen op de gamelan. En vindt ze het nog leuk ook: bloed kruipt waar het niet gaan kan... Voor het gamelan orkest schrijft ze het stuk Silat, de kikker, de arend en de roos. Gebaseerd op de ritmes die we met de hele groep geoefend hebben (kreeg je het ook nog even een beetje warm van!)

Claudia geeft tegenwoordig compositieles. Ze vindt het een belangrijk vak en wil dat het niet alleen op het conservatorium, maar ook op de muziekschool aangeboden wordt. Daarom heeft ze een methode geschreven die gebruikt kan worden voor compositielessen.

Omdat Claudia zich regelmatig afvraagt waarom ze zich met kunst bezighoudt in plaats van levens redt (een relevante vraag, volgens mij) is ze erg blij met haar bijdrage aan het project ' Muziek maakt school'. Op 4 basisscholen, in Culemborg krijgen kinderen muziekles, oa op de gamelan. Ze hebben oa opgetreden in het Zaantheater (trommelen op rommel) en op Kunsteiland.

dinsdag 15 november 2011

'Dit was echt hele goeie muziek, helaas klonk het nergens naar'

Bovenstaande titel verwijst naar wat er vaak gezegd wordt over minimal music, de muziek van drie belangrijke componisten, namelijk La Monte Young, Terry Riley en Phillip Glass.
Eerlijk gezegd dacht ik dit zelf, in ieder geval in de eerste helft van het college, ook. Of het nu echt technisch goede muziek is, kan ik niet zeggen, daarvoor weet ik te weinig van muziek. Maar dat ik het 'nergens' naar vind klinken, klopt. Nu ja, nergens. Ik ken de muziek van Phillip Glass uit de film 'The Hours'. Deze muziek vind ik erg mooi. En het dramatische, het spannende, vind ik ook wel wat hebben.
Maar waar het vooral om gaat, voor mij dan, is het idee. De vrijheid, het 'iedereen mag meedoen' principe (hoewel dit vaak alleen opging voor avant garde kunstenaars), het omdraaien van kunstenaar en publiek, om zo de scheiding tussen de beeldende kunst en het dagelijks leven op te heffen. Bijvoorbeeld in Composition 1960#6, van Young. 
Ondanks bovenstaande wordt de minimal music vaak gezien als betekenisloos. Een goed voorbeeld hiervan is de video die we zagen in het college; de muziek van Phillip Glass gecombineerd met heftige beelden van bommen en slachtoffers. In eerste instantie dacht ik dat de beelden bij de muziek hoorden. Maar dit was niet zo. De muziek stond op zichzelf. Maar pas door de beelden kreeg de muziek voor mij betekenis.
Steve Reich, een beroemde componist uit New York, en medegrondlegger van de minimal music, wil muziek maken die voor de luisteraar te volgen is. Hij wordt onder andere geinspireerd door maatschappelijke kwesties, zijn joodse roots en Afrikaanse percussie. Hij zoekt, net als andere componisten in zijn tijd, samenwerking in de kunstwereld en het theater, wat resulteert in multi media installaties, die onder andere te zien zijn in musea. Bijvoorbeeld Pendulum Music, een opname in een kunstgalerij, die erg visueel is uitgewerkt. Als een beeldende kunst installatie.
In de jaren zeventig componeert Reich het stuk Music for 18 Musicians. Dit stuk wordt zijn definitieve internationale doorbraak.
In 1973 maakt hij Music for Pieces of Wood, na een verblijf in Ghana, waar hij de Afrikaanse percussie bestudeerd. Hij legt de, voorheen nooit vastgelegde, ritmes vast.
Voor Tehilim (1981) zoekt hij zijn inspiratie in het Jodendom, zijn roots. Hij maakt een reis naar Israel en begint aan een studie Hebreeuws.
Different Trains (1988) gaat over de tegenstelling tussen zijn onbezorgde jeugd in Amerika ten opzichte van de Holocaust in Europa, die tegelijkertijd plaatsvindt. De betekenis is niet langer minimalistisch. Het stuk is duidelijk ergens voor bedoeld.
We sluiten het collega af met WTC 9/11 (2010). Een combinatie van de muziek van Reich en de stemmen van slachtoffers, ten tijde van de ramp. Je houdt er een beklemmend gevoel aan over. Dit kan niet anders dan de bedoeling zijn.
Omdat we, mede door internetproblemen, niet zoveel tijd meer hadden om Reich te bespreken, en ik, met name zijn ideeën, en in mindere mate zijn muziek, interessant vind, ga ik, na het schrijven van dit blog, meer van zijn stukken beluisteren. Wellicht interessant om te gebruiken in mijn interdisciplinaire lessenserie, waarin ik kunst en maatschappelijke thema's met elkaar wil combineren. Reich doet dit, op eigen wijze, ook met zijn muziekstukken. Het verhaal en de muziek. Kan de een zonder de ander?

dinsdag 8 november 2011

Recente dansgeschiedenis, Jeroen Fabius

Jeroen Fabius bespreekt het werk van 4 choreografen, nl Trisha Brown, Pina Bausch, Kazuo Ohno en William Forsythe. In hun werk is sprake van een omkering van het kijken naar het lichaam in de dans. Een omdraai van intentie naar attentie; toegepast op het lichaam, het snijvlak tussen kunst en leven.

Deze 'postmoderne' beweging is geinspireerd door John Cage, een Amerikaanse avant-gardecomponist en een van de grootste vernieuwers van de klassieke muziek uit de 20e eeuw. Volgens Cage kan elk geluid muziek zijn. In zijn boek 'Silence' beschrijft hij dat stilte een concept is, in plaats van een reeele ervaring. In de stilte hoor je de geluiden van de omgeving. Verrassende, onvoorspelbare geluiden. Ook in zijn 'prepared piano' komt deze onvoorspelbaarheid naar voren; er werden allerlei voorwerpen tussen de snaren van de piano bevestigd, waardoor het resultaat niet te voorspellen viel. Het gaat hierbij om de ervaring, om het hier en nu.

In de dans wordt deze ommezwaai van intentie naar attentie op het lichaam toegepast. Het doel is niet langer een representatie te laten zien van de werkelijkheid, maar een ervaring op zich. Het idee van Descartes,waarin er een scheiding bestaat tussen lichaam en geest, wordt losgelaten. Het lichaam kan zelf denken en reageren op impulsen. De ervaringen van de dansers, hun lichamelijke uitingen, worden meegenomen in het 'bedenken' van het stuk, waarin veel ruimte is voor improvisatie.

Het lichamelijk denken en het gebruik maken van de ervaringen van de dansers zelf kwam ook naar voren in de colleges van Carolien Hermans en Nita Liem (helaas zag ik hier weinig van terug in de dansvoorstelling 'Take it to the Bridge'). Jeroen Fabius bespreekt hun 'voorlopers', beginnende bij Trisha Brown, een beroemde choreografe uit het postmoderne tijdperk. Haar dansstukken zijn sterk gericht op de lichamelijke ervaring; het proces in het lichaam van de danser. Haar stijl is vernieuwend, evenals haar muziekkeuze. Haar werk toont verwantschap met minimal art. In plaats van een barokke setting, zien we alleen de dansers, gekleed in zwart/wit, tegen een donkere achtergrond. Vanuit de improvisatie reageren zij op elkaar.

Ook Pina Bausch, een Duitse choreografe, betrekt haar dansers bij het maakproces. Bij haar staat de vraag centraal: 'wat beweegt iemand' in plaats van 'hoe beweegt iemand'? Haar voorstellingen liggen op het snijvlak van dans en theater. In haar voorstellingen gaat het over menselijk gedrag en identiteit.

Kazuo Ohno (Japan) liet zijn publiek kennismaken met de expressieve Japanse dansvorm Butoh. Culturele invloeden staan centraal in zijn werk. Via Butoh wilde Kazuo zich afzetten tegen de traditioneel esthetische dansstijlen. Butoh geeft de donkerte van leven en dood weer, 'the unseen forces that inhabit the flesh'.
Butoh dansers zijn te herkennen aan hun wit geschminkt gelaat, rode lippen, zwart omrande ogen, vrouwenkleding en de krampachtige houding van hun handen.


Last but not least: William Forsythe, met een indrukwekkende dansvoorstelling, genaamd 'One flat thing reproduced', waarin dansers in mooi op elkaar afgestemde kleuren, op, voor en met tafels dansen. De geluiden weergalmen in de hoge hal. Er is gebruik gemaakt van een verzameling coordinaten waarmee beslissingen worden vormgegeven. Daarnaast is er veel ruimte voor improvisatie. De dans wordt gezien als een zelf-organiserend principe, waarbij je van tevoren niet weet wat er gaat gebeuren.

De belangrijkste overeenkomsten tussen de vier choreografen zijn het vertrouwen op de lichamelijke intelligente, de oncontroleerbaarheid en de decentralisatie (het is niet langer alleen de choreograaf die de voorstelling bestuurd). Het gaat om de beweging, om de interactie tussen de dansers, om de onvoorspelbaarheid.

Op www.danstijd.slo.nl vond ik onderstaand stukje over de postmoderne dans. Ik vind het met name interessant omdat het de ontstaansgeschiedenis weergeeft van de postmoderne dans, het hoe en het waarom.

Merce Cunningham, de aanstichter van het danspostmodernisme, leefde in een wereld waarin grote wereldoorlogen uitgevochten waren. Waarin het verkeer sterk in opkomst was: straten vol met auto’s was tot dusver onbekend. Het gevolg daarvan, de files en niet weten of je op tijd zal aankomen op de plek van bestemming, was een nieuw fenomeen. De wereld was niet meer naar jouw hand te zetten: iedereen moest mee in de ‘draaimolen’. Daarom was het toevalprincipe dat Merce Cunningham in zijn dans hanteerde dus geen toeval!
De choreografen van de moderne dans, levend in een dramatische wereld van oorlog en armoe, maakten sterk dramatisch getinte dansstukken,
De revolutionairen zetten zich daar tegen af en verklaarden dat dans ‘puur om de beweging gaat'.

dinsdag 1 november 2011

Imiterend leren

Een erg interessante, en intensieve, gastles van Carolien Hermans, waarin zij vertelt over haar onderzoek: Dance education for children with special needs: kinaesthetic empathy and mirroring techniques.
Haar onderzoeksvraag is of kinderen met autisme moeite hebben met kinestetische empathie (het vermogen om bewegingservaring van een ander aan te voelen), en wat dans educatie hierin kan betekenen.

Carolien gebruikt de term imiterend leren, waarbij het niet hoofdzakelijk gaat over het nabootsen van gedrag, maar over het inleven in de ander. Oftewel empathie. Empathie wordt gezien als een puur menselijke activiteit, net als taal en beeldend vermogen.

Volgens Descartes bestond er een scheiding tussen lichaam en geest. Met name in het Westen was dit lange tijd algemeen gedachtengoed. De filosoof Merleau-Ponty schrijft over de fenomologie van de waarneming; het menselijk subject is lichamelijk aanwezig, ik denk=geen afstandelijk denken=belichaamd denken. Bijvoorbeeld een primaire reactie is een vorm van lichamelijk denken. En een goede improvisatie is als het lichaam zelf gaat denken (intuitie). Hierin bestaat geen scheiding tussen lichaam en geest, zij zijn met elkaar verbonden. Volgens Alain Berthoz leren wij op deze manier de wereld kennen.

Met de komst van het onderzoek naar spiegelneuronen in de neurologie neemt de interesse voor het verband tussen inlevingsvermogen en lichamelijke ervaring toe. De spiegelneuronen worden geactiveerd wanneer een handeling wordt waargenomen bij een ander, dan worden ook de eigen motorische gebieden in de hersens geactiveerd. Doen en zien vallen samen in de verwerking van de hersenen. Het betekent een opvatting van het lichaam als sociaal lichaam dat voortdurend afstemt op invloeden van de omgeving. In deze opvatting heeft het lichaam  een eigen geschiedenis, ze wordt niet mechanistisch aangestuurd op basis van universele gegevens (www.dansonderzoek.com).

Dansonderwijs gaat over imitatie, je checkt wat de ander doet en vertaalt deze beweging naar jezelf.
Er zijn twee vormen van imitatie, namelijk open en gesloten imitatie. Open imitatie betekent het meedoen met bewegingen (met name kinderen doen dit), gesloten imitatie betekent dat je wel meedoet, maar dat niemand het ziet (je hebt geleerd om het niet meer te laten zien, je gaat niet langer net als een kind de bewegingen van de ander nadoen, maar onbewust reageer je wel op de ander).'
Carolien geeft aan hoe bijzonder het is dat baby's,met name, hun moeder nadoen, terwijl ze zelf niet weten hoe ze eruit zien. Toch kunnen zij gezichtsuitdrukkingen imiteren. Baby's zijn 1 met de wereld. Zij kennen hun spiegelbeeld niet. In de spiegel verword je tot beeld, dit brengt verscheuring, eenzaamheid; er is een ander die los staat van jezelf. Jij bent niet de wereld; de ander is niet zoals jou.
Dit betekent ook reflectie. Een ander persoon betekent een andere opvatting, ander gedrag. Dit grijpt deels terug op Duve en wat hij beschrijft over kunstenaars die schilderijen maken waarin een spiegel wordt gebruikt, of schilderijen die dienen als spiegel. Als een reflectie. Wie ben jij?

In de beeldende kunst leert men ten dele door te imiteren. Een voorbeeld hierbij is het meester-gezel leren, de traditionele kennisoverdracht binnen de kunst. In het artikel van Manifold over fan art (Manifold) wordt beschreven hoe jongeren leren door het natekenen/kopiëren van tekeningen van populaire personages uit films/strips etc. Zij laten hun werk zien op online communities, waarop zij feedback ontvangen van andere fans (reflectie).
     Deze vorm van imiterend leren lijkt tegenover 'het nieuwe leren' te staan, waarin voorop staat dat je het zelf doet, dat je leert via ervaring (embodied knowledge), dat je kennis niet aangereikt krijgt, maar het zelf opzoekt.

zondag 30 oktober 2011

Don't Hit Mama, Mama hits you back

In de korte documentaire 'Move in the modern World' vertelt Nita Liem over haar motivatie om samen met jongeren, uit verschillende culturen, een dans/theater voorstelling te maken.
Haar aanpak is vernieuwend. In plaats van op klassiek/moderne dans richt de dans/theatergroep 'Don't Hit Mama' zich op hip hop. Nita Liem is al vanaf de jaren '80 betrokken bij de hiphop beweging. In die tijd was hip hop nog een tegenbeweging, gebaseerd op Afro-Amerikaanse dansvormen. Nu is hip hop veel meer ingeburgerd.
Het materiaal waarmee gewerkt wordt, zijn de studenten zelf. Hun verhalen, hun culturele achtergrond, hun geschiedenis. Hip hop wordt gezien als het gereedschap om mensen bij elkaar te brengen. Oftewel: 'it's not about the steps, it's about the approach'.
Haar voorstellingen gaan over politiek, engagement, bewustwording en kunst. De centrale vraag is: Waar kom jij vandaan? Reizen, migratie en identiteit zijn belangrijke thema's. Om de ander echt te kunnen begrijpen, is het van groot belang om naar je eigen geschiedenis te kijken, je eigen cultuur. 'You can't create common ground with someone else, if you lack the knowledge about where you come from''. Nita Liem wil de kleurrijkheid en de kracht van migranten laten zien. Ze is altijd op zoek naar verschillen, naar differentiatie. Naar liminaliteit.
In de antropologie wordt het begrip liminaliteit veelvuldig gebruikt. De liminale fase is het middelste onderdeel van een rite de passage, oftewel een overgangsritueel. In deze fase betreedt men een soort liminale status tussen vroegere en toekomstige identiteiten in. Je identiteit ligt niet geheel vast, je bevindt je tussen twee werelden. Degenen die samen een liminale fase ondergaan vormen een bijzondere, sociale groep die zich, vaak, kenmerkt door solidariteit, sociale gelijkheid en gezamenlijkheid. Aldus de antropoloog Victor Turner.
     Migratie is ook een vorm van liminaliteit; tussen twee werelden; waar hoor je bij? waar voel je je thuis? wat is je identiteit?
     In deze zin spreekt het werk van Nita Liem mij erg aan. Haar onderwerpen liggen dichtbij de onderwerpen die ik zelf bestudeer (of gebestudeerd heb). Voor mijn studie Antropologie heb ik veelvuldig onderzoek gedaan naar migranten uit met name Oost-Europa. In gesprekken met migranten kwam vaak naar voren hoe moeilijk het is om tussen twee werelden te leven. Om nergens bij te horen. Omdat je veranderd bent. Je hebt afscheid genomen van je verleden, maar je draagt dit verleden wel met je mee. Je neemt bepaalde normen, waarden of gewoontes over uit het migratieland, maar niet alles past bij je. Het mooie van Nita Liem's werk vind ik dat ze deze fase als uitgangspunt neemt voor haar voorstellingen. En dat ze mensen met verschillende achtergronden, met verschillende stijlen met elkaar (probeert te) verbindt (en).
     Momenteel werk ik op de afdeling educatie van MasterPeace; een internationale vredesbeweging waarin kunst, cultuur en muziek een grote rol spelen. In ons educatieprogramma gaat het over vrede in jezelf, in je omgeving en in de wereld. Samenwerking en verbinding staan centraal. Leerlingen leren naar elkaar, en naar zichzelf, te luisteren. Leerlingen leren over het leven van mensen in conflictgebieden. Over hoe kinderen door dans/theater/tekenen hun oorlogservaringen laten zien.  In de toekomst hopen we dat leerlingen, overal ter wereld, via social media, met elkaar hun ervaringen gaan uitdelen. In woord en/of in beeld (muziek, schilderijen, foto's, etc). Engagement, bewustwording, politiek en kunst zijn belangrijke thema's; net als in het werk van Nita Liem.
    
    
    

vrijdag 14 oktober 2011

Ratio versus Emotie

Verlichting versus Romantiek. Ratio versus Emotie. Objectiviteit versus Subjectiviteit. Kant versus Hegel. Apollo versus Dionysus.

Volgens Hegel vullen tegenstellingen elkaar aan. Twee polen (these en antithese), oftewel de dialektiek, komen samen in de synthese, het 'hogere plan'.

Er is een moment van benoemen (woorden, rationeel) en een moment van ervaren (gevoel, irrationeel). Beide polen zijn in continu conflict met elkaar.

Neem Apollo en Dionysus. Apollo staat voor orde, regelmaat, evenwicht en het verstandelijke. Dionysus vertegenwoordigt de roes, de extase, het onvoorspelbare en gevoelsmatige.

Voor veel mensen, waaronder mijzelf, zijn deze beide polen, deze karakters, in conflict met elkaar. Binnen in jezelf, een voortdurende uitputting.
En waar zijn de woorden? Waar zijn de woorden om uit te drukken wat je voelt? Hoe vertaal je deze gevoelens naar anderen? Wanneer en door wie word je begrepen, met of zonder woorden, of juist niet?En wat kan kunst hierin betekenen?
      Steven ten Thije benoemt het belang van de uitwisseling. Van woorden (of kan dit ook zonder woorden?). Kunst is niet alleen een prive aangelegenheid, maar ook een gemeenschappelijke. De Franse filosoof Jacques Ranciere schrijft over de relatie tussen het politieke en het esthetische. Het esthetische verwijst naar het gevoel, de plek van sensatie, van waaruit je begint met denken. Waar je kan zien, voelen en daarmee naar buiten kan treden, om je gevoel te delen, meestal door middel van de taal  (het politieke). Wat vind jij ervan? Wat zie jij in dit schilderij? Zoals in de negentiende eeuwse salons, waarin mensen van verschillende rangen en standen bij elkaar kwamen om te praten over, onder andere, kunst.

Gerhard Richter

In 1988 maakt Richter schilderijen van topleden van de RAF die gevangen zaten in de Stanheim gevangenis. De vraag is: wat wilde Richter met deze schilderijen? Zelf is Richter gevlucht van het communistische naar het kapitalistische systeem, waarom maakt hij dan schilderijen van links radicalen? Van de 'terroristen' en niet van de slachtoffers? Richter schept geen eenduidig beeld. Hij geeft geen ja of nee tegen de RAF.

Richter heeft sympatie voor de splitsing tussen het nadenken en het voelen. Dit is, volgens Richter, iets menselijks.
Wellicht is dit wat hij probeert te bereiken met zijn schilderijen. Het kijken naar deze schilderijen wekt emoties op, maar mag je deze emoties wel voelen voor het onderwerp? Het zijn toch 'terroristen'? Of toch niet?

Evi Vingerling

Evi Vingerling vertelt, op zeer eigen wijze, over haar werkproces. Over de foto's die ze neemt. De foto's die haar inspireren voor haar, veelal abstracte, schilderijen. Ze laat zien wat gelukt is, maar ook wat niet gelukt is. Persoonlijk heb ik weinig met haar schilderijen. Voor mij zijn ze te abstract, te weinig zeggend. Ik zoek altijd ergens naar een dieperliggende gedachte, naar iets figuratiefs. Ik snap haar schilderijen gewoon niet. Ik begrijp wel hoe je geinspireerd kan raken door vormen en kleuren. Door de lichtjes van de stad, of de bloemen aan een boom. Door te kijken naar details. En deze dan te abstraheren. Dat kan/snap ik dan weer niet.
     Dit zegt iets over de relatie van het kunstwerk en de kijker. Wat zie ik in een schilderij? Wat spreekt mij aan, of juist niet? Begrijp ik wat de kunstenaar wil zeggen? Kunst in de tweede persoon.
Een individueel oordeel. Het schilderen voor een publiek, of juist niet. Het onderwerp van Duve's hoofdstuk 'Hier zijn wij'.

woensdag 12 oktober 2011

Daar ben je!

Spiegels danken hun inzicht aan het vermogen om te reflecteren en de persoon die voor ze staat tot reflectie te brengen. Manet's schilderijen zijn een soort spiegels, waarbij het met name gaat om de blik.Het contact met het schilderij. Het gevoel dat het schilderij bij je oproept. Het verhaal. De sensatie. Het delen van je gevoel. Het schilderij is niet langer een verbeelding van het verleden, maar ook van het heden, van de toekomst. Het eerste of echte onderwerp van het schilderij is de aanwezigheid van de kijker voor het schilderij. Het schilderij 'weet' dat het bekeken wordt en laat dat weten aan degene die ernaar kijkt. Zoals in het schilderij 'de verraste nimf'; zij kijkt ons aan, zij weet dat wij daar staan. Wij zijn de voyeurs, aldus Duve. Of in 'Olympia', waarin wij met een zelfverzekerde blik worden aangekeken. Een blik die gelijkwaardigheid uitstraalt. Een zelfverzekerdheid die aangeeft dat zij in niets voor ons onderdoet. Het barmeisje uit 'Un Bar aux Folies-Bergere'. Ze bloost. Maar waarom? Komt dit door ons? Of door de man met de hoed, te zien in de spiegel achter de bar. Wat is het verhaal?

Duve vergelijkt het figuratieve werk van Manet met het abstracte werk van Ryman. Beiden zijn in zekere zin modernistische schilders, omdat het in hun werk gaat om de relatie tussen de schilder en het doek, en later de kijker en het doek, waarbij het effect dat het schilderij heeft, 'de derde persoon', wegvalt. Het gaat om schilderkunst in de tweede persoon. De schilder in actie richt zich niet tot zijn publiek, maar tot zijn doek. Het afgewerkte schilderij richt zich tot de kijker.

De definitie van schilderkunst in de derde persoon is, volgens Picasso, het illusionisme zonder het opheffen van ongeloof. Het schilderij, de schilder en het model vormen een driehoek. Picasso laat het niet aan het publiek over om zijn schilderijen te interpreteren.

In het jaar 1912-1913 verdwijnt de menselijke figuur uit het schilderij. Mondriaan is een van de belangrijke schilders uit deze periode. Mondriaan werd geinspireerd door het kubisme van Picasso en Braque. Het grootste verschil tussen hen en Mondriaan ligt in de benadering van de ruimte, samengesteld uit vlakken, gescheiden door lijnen. Mondriaan drukt zichzelf niet uit. Hij schildert niet in de eerste, maar in de tweede persoon. Er is geen onderscheid meer tussen figuur en achtergrond. Het 'faciale', het 'gezichtelijke' heft die tegenstelling op. Het ware oog in oog maakt elk contrast, elke hiërarchische ordening van figuur en achtergrond, onmogelijk. Daarom kan schilderkunst in de tweede persoon niet bestaan zonder het opheffen van die tegenstelling.

dinsdag 20 september 2011

De kunst van het menselijke

Steven ten Thije vertelt over de verschuiving van de kunst van het goddelijke naar de kunst van het menselijke. Waar in de kunst van het goddelijke orde bestaat door de Alomtegenwoordigheid en juistheid van God, blijft in de kunst van het menselijke alleen de naakte mens over. Volgens velen, waaronder Nietzche, gaat God dood in de negentiende eeuw.

God is dead. God remains dead. And we have killed him. How shall we comfort ourselves, the murderers of all murderers? What was holiest and mightiest of all that the world has yet owned has bled to death under our knives: who will wipe this blood off us? What water is there for us to clean ourselves? What festivals of atonement,  what sacred games shall we have to invent? Is not the greatness of this deed too great for us? Must we ourselves not become gods simply to appear worthy of it?
 
Nietzsche, The Gay Science, Section 125
 
De dood van God betekent het verdwijnen van een belangrijk referentiekader. Wat mensen verbindt is niet langer de aanwezigheid van het Goddelijke, maar de materiële vorm van de ruimte.
Voor het kunstwerk betekent dit een andere rol voor de materiële vorm. Het kunstwerk is niet langer een venster op de wereld, maar een object.
 
Een voorbeeld hierbij is het schilderij van Manet, genaamd Christus met Engelen, waarin het lichaam van Christus wordt bijgestaan door een engel en een huilende Maria Magdalena. Het belangrijkste aan dit schilderij is dat het beeld niet klopt (de wond van Christus, het lichaam van Christus als een homp vlees, open ogen, klaar om op te staan),  maar je er wel door wordt geraakt. Je kan je bij het zien van dit schilderij afvragen of het verhaal dat jij in je hoofd hebt, waar is. Het maakt je bewust van de ruimte waarin je verblijft, en hoe je deze ruimte interpreteert. Het schilderij is niet gebaseerd op de juistheid van de ideeën die er achter liggen, maar op het effect dat het schilderij op de wereld heeft.
 
 
Het volgende schilderij is van Caspar David Friedrich, genaamd Das Kreuz im Gebirge.
 
 
Waren Friedrich's schilderijen voorheen een ode aan de natuur, dit schilderij is een altaarstuk met de natuur als onderwerp. De mystiek-religieuze sfeer van het schilderij en de manier waarop het schilderij tentoongesteld werd, zette de toon voor een nieuwe interpretatie van het kunstenaarschap.
De taak van de kunstenaar is niet langer het inbedden van het beeld in een logisch systeem, maar om iets zichtbaar te maken dat niet zozeer begrepen hoeft te worden, maar toch een effect heeft. Het gaat er niet langer om of je het begrijpt, maar om of je het voelt.
 
Een andere belangrijke verschuiving die plaatsvindt in de negentiende eeuw is het publiek. Niet alleen de elite kan meepraten over kunst en kunstenaar; tijdens samenkomsten in salons worden kunstwerken besproken en geëvalueerd door iedereen die aanwezig is. 
 
Dit speelt ook mee in het werk van Marcel Duchamp, de eerste kunstenaar die een alledaags voorwerp als kunst neerzet. Duchamp riep hiermee kunstfilosofische vragen p over de aard en functie van kunst. Hiermee verandert de rol van de toeschouwer; hij/zij heeft het recht om te oordelen. Is dit kunst of niet? Wat vind ik?
 
 
 
In de wereld van vandaag is er geen instantie meer die zegt wat waar is. Er bestaat een wig tussen zichtbaarheid/aanwezigheid en interpretatie, waardoor het belangrijk wordt om ervaringen en interpretaties onderling uit te wisselen.
 
Wendelien van Oldenborgh
 
Wendelien vertelt over haar werk Apres la reprise, la prise, waarin een aantal vrouwen hun arbeidsverleden in een industrieel naai atelier delen met een groep leerlingen.
Na jarenlang gewerkt te hebben in een naai atelier waar Levi jeans worden geproduceerd, krijgen zij, vanwege het sluiten van de fabriek, hun ontslag. Hun protest hiertegen haalt niks uit.
Tegenwoordig werken beide vrouwen als theatermaker en actrice. Zij hebben hun ervaringen in de fabriek omgezet in een theaterstuk.
 
Het interessante aan dit werk is dat deze vrouwen hun ervaringen als arbeidskracht in een fabriek delen met een groep leerlingen; de arbeidskrachten/werknemers van de toekomst. En ook de tegenstelling tussen hun werk als medewerker van een naai atelier en hun werk als actrice/theatermaker.
 
Verder laat Wendelien stills zien van haar werk, waaronder twee stills van een opname, waarin mensen die als zichzelf poseren gefotografeerd worden.
 
 
Wendelien is hierbij met name geinteresseerd in de vraag: wanneer wordt of wat maakt iets tot een beeld?
 
De interactie tussen de verschillende personages in haar werk is van groot belang. Wendelien schetst als kunstenaar het kader, maar de 'hoofdpersonen' vullen dit kader in. Bijvoorbeeld in het werk Supposing I love you. And you also love me, waarin jongeren uit België en Nederland en Tariq Ramadan, afzonderlijk van elkaar, maar wel reagerend op, spreken over diversiteit, angst en conflict. Tariq Ramadan vertelt, met een gedragen stem, gewend aan het spreken voor publiek, over zijn ervaringen in Rotterdam en hoe hij deze linkt aan angst, bijvoorbeeld de angst voor 'de Ander''. De jongeren vertellen over hun ervaringen met angst, conflict en diversiteit. Bijvoorbeeld een meisje uit Angola die vertelt over de dag waarop haar ouders werden vermoord. Of een meisje met hoofddoek die, door iemand uit haar omgeving, wordt beschouwd als gevaarlijk.
 
'When thoughts are expressed between people in the public sphere, we are in the realm of Action. Some voices, however, can be heard more actively than others, and will have more resonance. In the Netherlands, which is an open and democratic society such as other Northern European examples where censorship is not a governmental policy to silence the opposition, inconvenient voices are cut short by the way other forces in society react to them' (www.ificantdance.com).
 
 
 

zaterdag 17 september 2011

Mijn expertise

In het gesprek afgelopen dinsdag heb ik gesproken over mijn studie aan de Academie voor Beeldende Vorming. Richting: Tekenen. Mijn beste vak was grafiek. Ik kan in weinig lijnen een krachtig beeld neerzetten, en grafiek is hier uitermate geschikt voor. Ik heb ook veel zeefdrukken gemaakt, waaronder op textiel. Voor mijn stage heb ik een zeefdrukcursus opgezet en uitgevoerd op een project in Namibie. De belichting vond plaats mbv een solar-cooker (op zonne-energie).
Daarnaast heb ik een goed oog voor fotografie, maar qua technieken kan (en wil) ik nog veel leren. Een droom van me is om in de toekomst een documentaire te maken. Bijvoorbeeld over kunstenaars in conflictgebieden, jongeren in Gaza of Bulgaarse muzikanten die heen en weer reizen tussen Amsterdam en Sofia.
Tijdens mijn studie Culturele Antropologie aan de UvA heb ik mij hoofdzakelijk gericht op de volgende onderwerpen, namelijk migratie, gender en Oost-Europa. Ik ben 3 maanden op veldwerk geweest in Roemenie. Daarna heb ik mijn scriptie geschreven. In deze studie heb ik veel geleerd over de mens binnen zijn/haar cultuur, interculturele communicatie, groepsprocessen, gender, het afnemen van interviews en het verrichten van onderzoek. Na mijn studie heb ik onderzoek gedaan voor verschillende organisatie, waaronder over druggebruik en infectieziekten onder Oost-Europeanen in Nederland.
In mijn werk als coördinator op diverse kunstprojecten, met name voor dak-en thuislozen met psychische en/of verslavingsproblematiek, heb ik geleerd om te organiseren, een netwerk op te bouwen en om de juiste mensen bij elkaar te brengen. Daarnaast heb ik veel geleerd op het gebied van communicatie; het benaderen van een moeilijk bereikbare doelgroep; luisteren; motiverende gespreksvoering en agressiehantering. Altijd bruikbaar binnen het onderwijs.
Ik heb veel samengewerkt met studenten van de Rietveld Academie, in het kader van de 'Rainbow Soulclub'. Een project opgezet door docenten van de Rietveld en van St.Joost, in samenwerking met de Regenboog (organisatie voor dak-en thuislozen). Elk half jaar kwam er een krant uit, genaamd 'Gimme Shelter', waarin foto's, teksten en tekeningen te zien waren van de samenwerking tussen dakloze kunstenaars en studenten van de kunstacademie.
Afgelopen jaar heb ik 3 maanden in Namibië gewerkt. Ik heb samengewerkt met een studente van de Design Academie, Eindhoven en studenten van de kunstacademie in Namibië. We hebben ontwerpen gemaakt voor een project, genaamd Penduka. De beste ontwerpen hebben we, in samenwerking met de medewerkers van het project, omgezet in producten die gemaakt en verkocht worden in met name Namibië en Europa.

In deze studie (master kunsteducatie) wil ik mijn 'expertises' samenbrengen. Ik wil kunstonderwijs combineren met maatschappelijke thema's. Mijn lessenserie wil ik schrijven voor een project in Nicaragua, een kunstacademie in Namibië of voor de organisatie Masterpeace, die dmv kunst en muziek jongeren overal ter wereld bewust wil maken van het thema 'vrede'. Ik ben er nog niet helemaal uit. Het liefst voor ze alledrie.

Andere disciplines waar ik interesse in heb zijn audiovisueel en textiele werkvormen. En ik hoor graag welke dans/theater voorstelling de moeite waard is om te bezoeken.